De basis voor de homeopathie werd aan het eind van de achttiende eeuw gelegd door de Duitse arts en scheikundige Samuel Hahnemann (1755-1843). In die tijd bestreed men de symptomen van koude koorts (malaria) met behulp van de kinabast, die de stof kinine bevat.

Hahnemann kwam op het idee eens uit te zoeken wat er zou gebeuren als hij, zonder koorts, kinine in zou nemen. Hij bleek alle verschijnselen van malaria te krijgen, terwijl kinine juist bekend stond als een goed middel tégen malaria. Na verloop van tijd verdwenen de symptomen.Hij kwam er op deze manier achter dat dezelfde ziekte niet tegelijkertijd in het lichaam kan voortkomen.

Wanneer je een ziekte behandelt met dezelfde gesimuleerde ziekte zal de echte ziekte dus verdwijnen.

Met een Latijns woordenboek bij de hand, noemde Hahnemann dit ‘Similia Similibus Curentur’:
het gelijke kan het gelijksoortige genezen.

Gedurende de rest van zijn leven vond hij zo’n tachtig natuurlijke middelen waar hetzelfde voor gold en inmiddels zijn er vele duizenden bekend.

Homeopathische middelen worden gemaakt van plantaardig en dierlijk materiaal, mineralen of ziektekiemen.